Het bos waarop RWE zich stukbeet: mijn bezoek aan Hambacher forst

Ik ben verguld, terwijl ik over het ongebruikte asfalt fiets. Er is voor mij nooit iets mooiers geweest dan onbereden paden verkennen. En deze weg loopt letterlijk nergens heen. Hij is verweerd, de strepen zijn nauwelijks nog te zien. In de randen staat onkruid en er is hier in tijden geen auto geweest die haar bestuurders na het werk naar huis bracht. Maar hoe onbestemd de weg ook mag zijn, de grond eronder is dat niet. Ik rijd letterlijk over de brandstof die bestemd is voor de machines die voor mij opdoemen. De grootste machines ter wereld, dat kun je aan de Duitsers wel overlaten. Ze ronken en lonken naar de bruinkool die zich heeft gevormd uit de koolstofresten onder deze weg. En het bos dat links van me ligt; het Hambacher bos.

Het is 2 september 2018 en ik ben hier omdat de deelstaat Noordrijn Westfalen vastbesloten is het laatste stuk van een eeuwenoud bos te kappen voor de uitbreiding van de gelijknamige dagbouwmijn. De tegenkracht; een groep van meer dan honderd actievoerders die zich in het bos hebben verschanst.

Voorbereidingen

De avond tevoren verdiep ik me vanuit een airBnB in het nabijgelegen Jülich in de materie. Op mijn telefoon lees ik over de lopende rechtszaak, omdat er beschermde dieren zijn aangetroffen. Zoek krantenartikelen op om meer te weten te komen over de publieke opinie. En, niet onbelangrijk, zoek uit hoe ik in het bos kom en of dat sowieso wel mogelijk is met alle politie. Het rommelt hier al weken. Thuis had ik al met ontzag gekeken naar de actievoerder die zich vastketende aan een van de machines, waardoor de energiecentrale uren stil lag. Minder eenduidig was ik over de actievoerders die zich aan de spoorrails vastketenden, waar de kolentransporten overheen gaan. Hoe effectief zijn dit soort acties als de overheid van de brandstof afhankelijk is voor de elektriciteitsvoorziening van het land? Als ik mijn Duits flink heb geprikkeld en weet hoe ik bij de toegangsweg kom, leg ik de telefoon weg en ga slapen.

Uitzicht op de Sophienhohe

Op weg naar het bos

Negen uur ’s ochtends sta ik naast een spoorweg, mijn hart klopt in mijn keel. Even stop ik om water te pakken en moed te verzamelen, voordat ik op het politiecordon af fiets dat de toegangsweg afgrendelt. Zes busjes. Alles wordt doorgelicht, inclusief mijn fietstassen. Ik zie mijn ID het busje in verdwijnen. Wat mijn doel hier is? Ik presenteer me als lokaal journalist, een bezwering die in democratische landen werkt als een vrijgeleide. Worstelend en in hakkelend Duits probeer ik het kruisverhoor te pareren. Ik begrijp de inzet, want niemand die van nut kan zijn voor de actievoerders (eten en drinken) willen ze erin, ze proberen de actievoerders uit te roken. Als de politie begrijpt dat ik een alibi heb en straks naar de Eifel vertrek voor mijn vakantie, mag ik door.

De weg loopt dood in een lage wal, links van me het bos. Voor me kan ik de bovenkant van de mijnbouwmachines zien. Hier parkeer ik mijn fiets tegen een vangrail en zet hem op slot. Opnieuw verhoogt mijn hartslag, terwijl ik aftastend de eerste stappen het bos in zet. Al snel komt er een man achter een boom vandaan. Een wild uitziende jonge gast, in camouflagekleding, die wantrouwig op me afloopt en me in onverstaanbaar Duits ondervraagt. De stemming is duidelijk, iedereen heeft de politieacties van afgelopen dagen op het netvlies en weet dat een grootschalige ontruiming wordt voorbereid. Vermoedelijk de grootste politieontruiming in de recente Duitse geschiedenis. De jonge man wijst me door met een routebeschrijving waar ik niets van begrijp en neemt zijn plek weer in achter de boom. Het lijkt wel een spookhuis.

Bordje op de toegangsweg van het bos: ‘U verlaat de gewelddadige sector’

Bos of oorlogsgebied

Nietsvermoedend schijnt de zon door de bomen. Ik loop door een gevarieerd bos met veel loofbomen en allerlei soorten. Soms kom ik een barriccade tegen, van een oude koelkast, een fiets, hout en ander puin. Het bos voelt als een oorlogsgebied, je weet hier niet wat je om de volgende hoek zult aantreffen. Ik weet bovendien niet waar de kampementen zijn, hoe de mensen zijn en hoewel ik iemand over de telefoon heb gesproken gisteren, voelt het onveilig. Daarnaast is het volstrekt onwerkelijk om hier te lopen, na alles wat ik erover heb gezien en gehoord. De actievoerders die hier al jaren in de bomen zitten, de vele acties die zijn gevoerd. Wat deze plek betekent en wat hier straks gaat gebeuren? Wat de waarde is van de plek? Ik heb zoveel vragen, maar laat vooral mijn zintuigen het werk doen. Laat de camera draaien.

Een van de vele bouwwerken in het bos

Ontmoeting met de mijn

De aanblik van een grote dagbouwmijn doet iets met je wat moeilijk te beschrijven is. Het is misschien het beste te vergelijken met de zee, die prachtige creatie die rust brengt en genoegen. Die symbool staat voor reinheid en boordevol leven zit. Een mijn is de zee in omgekeerde vorm. Machines hebben een put gegraven van bijna 300 meter diep en vele kilometers in oppervlakte. Het resultaat is zo groot, bij het weerbericht kun je hem zien vanuit de ruimte. De schaal is volkomen absurd, het is een creatie die alleen mensen kunnen maken.

Het verwarrende is de communicatie rondom de mijn. Een dag eerder was ik het naastgelegen park aan het verkennen, om te kijken of ik al dichtbij kon komen. De wand naast de mijn, de Sophienhohe, is meer dan 100 meter boven NAP. Ze bestaat uit afvalmateriaal uit de mijn dat hier in de eerste periode werd gedumpt. Toch noemt men het Naturschützgebiet en voert er natuurbeheer alsof er niks aan de hand is. Er zijn vrolijke infoborden, uitzichtpunten en wandelroutes.

Toen ik over het karrespoor omhoog fietste, stuitte ik op een heel ander bordje die me verbood dichterbij te komen. Ik hoorde de machines draaien. De vrolijke communicatie gaf me de indruk dat de overheid het volstrekt rechtvaardig vindt wat hier gebeurt. Ze loopt schaamteloos met de verwoesting te koop. Maar, realiseerde ik me ook, zij heeft al sinds de jaren ’60 niet anders gedaan. Vier dorpen hebben al geweken voor deze mijn. Rücksichtslos, zoals ze hier zeggen. Minder dan in de nabijgelegen Garzweilermijn, waar voor Lützerath al veertien dorpen van de aardbodem verdwenen. Voor sommige mensen is het vast een ‘fact of life’, maar ik merk ook dat er breed weerstand is tegen deze praktijk. Misschien is dit wel een haalbaar doel van de actievoerders, om het gepropageerde beeld van de overheid wat bij te stellen.

De Garzweilermijn, 30km verderop, waar nu wordt gestreden om het dorp Lützerath (foto: 2014)

Antifa

In het bos zie ik actievoerders van verschillende soorten. Het eerste kampement bestaat uit boomhutten, sommigen zijn met touwladders verbonden. Ze hebben een heel kamp opgebouwd. Beneden spreek ik twee jongens, die van de weekendafdeling blijken te zijn en doordeweeks naar school gaan. Veel andere actievoerders lijken minder geworteld in de maatschappij. De van traditie grote antifa van onze buren is ook hier flink aanwezig. Leuzen als ‘burn patriarchy’ vliegen je op grote spandoeken om de oren. Er wordt niet alleen gestreden om het bos, het verzet keert zich ook tegen het kapitalistisch systeem en nadrukkelijk tegen mijnuitbater RWE. Tussen het bos en de mijn is een soort dead-zone, waar niets meer overeind staat. Als ik naar de rand loop om een foto te maken krijgt de bewaking me in de gaten. Ze patrouilleren als legertroepen onder de rand van het hoger gelegen bos. Ik weet niet hoe snel ik terug het bos in kan.

Twee weken na mijn bezoek ontruimt de politie met groot machtsvertoon het bos. Duizenden ME’ers worden ingezet in wat waarschijnlijk de grootste Duitse politieoperatie is sinds de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de ontruiming succesvol is, is de strijd niet gedaan. De actievoerders keren al snel terug. Kort daarna oordeelt de rechter in een voorlopige uitspraak dat er niet mag worden gerooid. RWE telt hierop zijn knopen: Hambi bleibt!

De Hambachmijn zou aanvankelijk tot 2040 draaien. Twee dorpjes, Morschenich en Manheim stonden op de nominatie te verdwijnen, net als het Hambacher Forst. Die blijven nu behouden. Na een (klimaat)koerswijziging van de regering moet de mijn nu tot 2029 in bedrijf zijn. De nabijgelegen mijn bij Lützerath (Garzweiler) stoot in 1 jaar evenveel CO2 uit als heel België. In 2022 is de kolenstook in Duitsland toegenomen met 13%, tot 33% van de energieopwekking.

Hoe de markt de uitbuiting in de kassen oplost

Ik trek net mijn werkshirt over mijn hoofd als achter mij Tomasz de kleedruimte in komt. Hij kijkt geërgerd en wappert woest met een papiertje. ‘Ah, het is dit contract’, zegt hij als ik ernaar vraag.

Even daarvoor heb ik zelf een nieuw exemplaar getekend. Ik mag niet langer in dienst werken bij de tuinder in Moerkapelle, maar word op een contract bij een uitzendbureau gezet. Payrolling, noemen ze het, een opkomende contactvorm om ondernemersrisico mee te ontwijken. Ik blijf er onverschillig onder, omdat de voorwaarden me niet gelijk raken, maar voor Tomasz en zijn Poolse collega’s is het een ander verhaal. ‘Ik heb gewoon een ander contract gekregen’, briest hij. Hij krijgt minder betaald dan ik, maar dat is het enige niet: ‘Hier staat dat ze de voorwaarden altijd mogen wijzigen’. Tussentijds en eenzijdig.

Achterbaks

Het is voor mij de spreekwoordelijke druppel, eindelijk wint mijn woede het van de onverschilligheid. Ik ben de kas uitgestuurd toen de temperatuur in de zomer tegen de 50 graden aantikte; m’n Poolse collega’s werkten door. Ik ben de kas uitgestuurd iedere keer als ze begonnen met ‘spuiten’ (gif); m’n Poolse collega’s werkten door. Zij bleven gewoon in de paden lopen, tussen planten nat van het gif, terwijl de fijne nevel ervan door de hele kas heen wervelde. Gek genoeg was het niet de gezondheid van de specifieke werknemers die me het meest boos maakte. Het was de achterbakse houding van de tuinders, die als vanzelfsprekend aannamen dat ze zo met anderen konden omgaan.

Deze week maakte de NRC een item over de beroerde woonomstandigheden van arbeidsmigranten. Zij gingen op zoek bij een doorsnee woonhuis waarin vijftien arbeidsmigranten woonden. De eigenaars kwamen ermee weg. Het past in een lijn; terwijl de migranten op een schandalige manier worden uitgebuit kijken wij weg. We hebben ze nodig, klinkt het steevast. Maar is dat wel zo?

Tuinbouw loopt vast

In de tuinbouw gaan de argumenten voor een grote sector in elk geval steeds verder onderuit. Het paradepaartje lijkt haast de door stikstof geplaagde landbouw achterna te gaan. Wat gebruiken kassen namelijk het meest? Ruimte, arbeidskrachten en gas. Daarnaast is er de kennis, waarop we ons als Nederland, met de Wageningen Universiteit in het achterland, maar al te graag beroepen. En dat mag wel zijn, intussen loopt het op de belangrijkste drie assen vast.

Eigenlijk hebben we ze geen van drieën nog. Veel arbeidskrachten komen uit Oost-Europa. Het leeuwendeel van de Nederlanders zit niet op ze te wachten, we hebben geen fatsoenlijke plek om ze te huisvesten en dus leveren we ze uit aan louche uitzendbureaus en kijken de andere kant op. Over gas hoeven we het volgens mij niet te hebben (nog los van de vraag waarom we in een zeeklimaat paprika’s en bloemen telen in de winter, terwijl alle klimaatseinen op rood staan). En ruimte, daaraan krijgt ons land een steeds groter gebrek. We hebben het hele Westland volgebouwd met kassen, terwijl de Randstad siddert onder het woningtekort. Weinigen durven het hardop te zeggen, maar zonder landbouwgrond om op te bouwen heeft ons land een levensgroot probleem.

‘Ik heb veel geleden’

Het item van de NRC was duidelijk over de oorzaak van de uitbuiting: er is geen prioriteit. De economie gaat voor en de massa geeft gewoon geen zier om hoe met arbeidsmigranten wordt omgegaan. Na excessen worden met veel bravoure commissies opgericht, zoals recent die van Emile Roemer, die met de vuist op tafel slaan. Vervolgens is er geen enkele politieke noodzaak om in beweging te komen. Intussen lijken we af afgegleden naar een soort plantageprincipe. Ik heb daar ooit eens een boek over gelezen van iemand die ‘veel had geleden’ en vraag me af of we daar willen zijn.

De vraag is daarom of het in deze sector niet een tandje minder mag. Mijn gebeden lijken stilletjes te worden verhoord. En niet omdat de politiek in beweging komt; het is juist doordat zij, misschien wel moedwillig, op hun handen blijven zitten. Begin oktober kondigde megatuinder Plantise (Bleiswijk, 50ha kassen in Nederland) aan dat ze stopt vanwege de gasprijzen. En ook de tuinders in het Westland komen inmiddels in de problemen. Zo lijkt het dat de markt een politiek probleem oplost waar niemand lang de vingers aan durfde te branden. Instemmend kijken Emile en ik deze winter toe.   

Kader: de ervaringen uit dit verhaal zijn gebaseerd op de tijd dat ik werkte in de kassen in Moerkapelle (2013-2015). De tuinder daar verbouwde mini-gerbera’s

Twee maanden muizenleed

In de hoek van de kas hoor ik gezoem. Een zweefvlieg is hopeloos verstrikt in spinnenrag en wordt met de voorpoten druk bewerkt door een langpootspin. Een kleinere spin zit even verderop en komt ook helpen. Ook als ik de kas al helemaal water heb gegeven, het is er 26 graden met dit weer, zoemt het beest nog, in een poging zijn doodsstrijd te winnen. Even moet ik denken aan de muis, die gister op soortgelijke wijze vast zat, voor ik hem doodde. Is er eigenlijk een verschil?

Filosofen

Er was een periode waarin ik veel filosofen las, in een poging iets van mijn plek op deze aardbol te begrijpen. Ik las er over het gematigde midden van Aristoteles, over de esthetiek van Nietzsche en leerde bovenal hoe wij ons mensen verhouden tot het dierenrijk. Het verschil tussen mens en dier is, om het even in hedendaagse woorden te zeggen, dat wij kunnen reflecteren. Wij doden niet uit instinct, maar besluiten dieren op een bepaalde manier te houden, waarna we ze effectief en met zo min mogelijk lijden doden in een slachthuis. Hoe we dat doen, daar kun je van alles van vinden en precies het feit dat wij het kunnen beargumenteren en zo ethiek kunnen ontwikkelen, zet ons een treetje hoger dan de dieren. Tegelijk zijn wij zoogdieren, behoren we tot het dierenrijk en hebben allerlei filosofieën ons juist afgedreven van onze belangrijke, instinctieve aard.

Huismuis

Hoe ethiek werkt was afgelopen maanden te zien op de 40 vierkante meter van mijn huis. Daar liep een huismuis rond die ofwel slimmer was dan ik, of gewoon te wantrouwig om ergens in te trappen. Vooropgesteld, ik heb niks tegen het diertje, want ze zijn eigenlijk wel schattig. Maar mijn huis is geen geschikte woonplek voor muizen. Daarom begon ik met het kopen van een diervriendelijke val. Ik plaatste er pindakaas in en hoopte er het beste van. Zero interesse. In week twee besloot ik vallen bij te plaatsen, zonder succes.

Muisje trotseerde alles, van vallen tot gif. Terwijl ik de kamer brandschoon hield vrat hij aan kabels, groef woest in mijn plantenpotten en piste en poepte overal waar het hem uitkwam. Zelfs met lokmiddel (je hebt geen idee wat ik heb uitgegeven) in de levende val wist hij nog een truc uit te halen, waardoor hij fluitend weer naar buiten liep.

Vreselijke oplossing

Na weken met oordoppen slapen tegen het geritsel, onrustige nachten en hopeloze irritatie en frustratie, kon ik er niet meer omheen. Ik moest nu kiezen voor mezelf. Zou ik die vreselijke oplossing moeten gebruiken, de lijmval? Ik besloot tot een middenweg. Ik zou hem uitzetten als ik in de buurt was, zodat ik het dier gelijk uit zijn lijden kon verlossen. Zo zou hij door de val niet extra hoeven lijden. Laat ik het erbij houden: het was geen fijne avond. Maar nu het grote opruimen is begonnen zie ik dat ik in feite keurig de ‘escalatieladder’ ben afgelopen. En dat precies dat is wat mij mens maakt, tot iemand die reflecteert en dan een afgewogen keuze maakt. Het dierenrijk is gruwelijk en wij kunnen ons best doen om de wereld ietsje mooier te maken.

Aanpassingen

In de kas van onze tuin kan dat ook. Door deze winter een aanpassing te maken, waardoor insecten die ons helpen de planten te bevruchten, gemakkelijker in en uit kunnen vliegen. En door het spinnenrag weg te halen. Uit de filosofie weet ik namelijk ook dat die spinnen bestaan bij de gratie van onze kas. Waar zouden ze anders zo droog zitten en zoveel voedselaanbod hebben? Zo zul je toch keuzes moeten maken, de vliegende insecten redden of voer leveren voor de spinnen. Gelukkig is dat precies waar we zo goed in zijn. We doen het misschien niet altijd, maar we kunnen het wel!

De oude man komt voor de val

Wat zijn de overeenkomsten tussen Oostenrijk-Hongarije, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten? Ze werden voor hun val alle drie geleid door oude mannen.

Je zou zeggen dat de opvolger van het machtige Habsburgse Rijk verslagen is door kwade krachten van buitenaf. De Oostenrijkers raakten tijdens de Eerste Wereldoorlog immers slaags met Rusland. Maar het grootste probleem was niet dat Russen op Oostenrijkers schoten. Dat waren de vele volkeren in het rijk, die eigenlijk een winkeltje voor zichzelf wilden beginnen. Zij veroorzaakten een diepe verrotting, waardoor als je een tikje tegen het Rijk gaf, het in stukjes uiteen viel. Het gebrek aan loyaliteit aan Wenen was naar het schijnt zo erg dat soldaten overliepen naar de Russische partij.  

Het zwanenmeer

We kennen dit beeld van desintegratie beter van een recent voorbeeld; het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Na de val van de muur besloot het ene na het andere land alleen verder te gaan. De onenigheid binnen het Sovjetbestuur was in die jaren zo groot, dat zelfs toen de coup van Jeltsin plaatsvond er niets gebeurde. Svetlana Alexijevits memoreert in haar boek ‘Het einde van de rode mens’ hoe de staats tv ‘het zwanenmeer’ van Tsjaikovski in een loop afspeelde. Een invloedrijke generaal verhing zich. Een wereldrijk ging ten onder en niemand die wat deed.

Seniele oude man

Beide landsbesturen werden in de laatste jaren gedomineerd door grijze, oude mannen. Joseph Roth maakt in zijn befaamde boek ‘Radetzkymars’ keizer Franz Joseph belachelijk door hem af te schilderen als een seniele oude man. Hij komt er over als iemand die eigenlijk nauwelijks nog doorheeft dat hij bestaat, een beeld dat ik niet meer van mijn netvlies krijg. De link met het presidium van de Sovjet-Unie is snel gelegd, ook daar was het grijs dat de klok sloeg. De ene na de andere tussenpaus volgde elkaar in de jaren ’80 op en stierf. Alleen Gorbatsjov was van middelbare leeftijd, maar tegen de tijd dat hij wat mocht doen, erfde hij een bouwwerk dat alleen nog instorten kon.

Implosie

Nu lijkt het volgende wereldrijk aan de beurt. In de Verenigde Staten streden tijdens de vorige verkiezingen twee bejaarde mannen om de macht. Ik vind het een treurig beeld om president Biden te zien lopen naar zijn spreekgestoelte. Ook hier bekruipt me het gevoel dat je naar de paus kijkt, in plaats van naar een wereldleider van een machtig land. Zijn Verenigde Staten scheppen graag het beeld dat China hun grootste bedreiging is en halen halsbrekende toeren uit om het tij te keren. De coup die hun vorige president begin 2021 probeerde te plegen, zegt wat anders. En ook de reacties op de inval in Trump’s huis voorspellen weinig goeds.

We kijken naar een wereldmacht onder druk, alleen komt die druk niet van buitenaf, maar net als bij de andere twee, van binnenuit. Het tij keren gaat dan ook niet over de concurrentie met China, die ze vroeg of laat verliezen, maar over het voorkomen van een burgeroorlog of een implosie. En er lijkt geen seniele oude man die daar iets aan verandert.

Koude douche voor huurders

‘Ze wisten het al tijden’, zei de elektricien terwijl hij in de meterkast rommelde, ‘maar ze hebben het er gewoon op aan laten komen’. Verbijsterd keek ik naar de jongen en herinnerde me de reactie van de planner van zijn bedrijf aan de telefoon: ‘ze komen nu allemaal tegelijk’. De jonge elektricien stelde vast dat zij de rommel nu mochten opruimen, ondanks het gebrek aan personeel en de naderende bouwvak: ‘Wie dan nog niet aan de beurt is geweest heeft een probleem’.

Ik begreep al snel dat ik naar een bijzonder staaltje van verhuurdersarrogantie keek. Wat was het geval? Stedin, de netbeheerder in Gouda en omstreken, had al lang geleden aangegeven dat ze het zogenoemde TF-signaal gingen uitzetten. De elektrische boilers in appartementengebouwen kregen tot voorkort elke dag om 23u dit signaal, waarop ze met nachtstroom het reservoir vulden. Een prima concept, maar begrijpelijkerwijs een beetje achterhaald, in tijden van slimme meters. Zo gauw het TF-signaal begin juli wegviel, hielden alle meterkasten die nog niet waren omgebouwd subiet op de boiler te verwarmen. Kortom, de hele flat had geen warm water meer. En niet alleen onze flat, wist de electricien: ‘Ook bij woningbouwverenigingen en in Zoetermeer is het gebeurd’.

Online vond ik een artikel van de netbeheerder dat zij dit een jaar geleden al wilden doen, per 1 juli 2021. De gebouwbeheerders blijken dus rustig te hebben afgewacht tot de pleuris uitbrak, waarop ze, op verzoek van de huurders, massaal de elektricien inschakelden. Daardoor duurde het een week voordat die tijd hadden om langs te komen. Je zou het een milde vorm van nalatigheid kunnen noemen. Van de huurders in het gebouw hebben ze weinig te duchten; die zijn zo slecht verenigd dat niemand op het idee zal komen ze een zaak aan te hangen. Even voelde ik sympathie met de vakbonden die recent bij Amazon zijn opgericht.

Het is trouwens nog niet eenvoudig om iemand als schuldige aan te wijzen. Rond ons gebouw is een soort heilige drie-eenheid ontstaan. Het pand blijkt in bezit te zijn van een VVE, die hem laat beheren door een beheersmaatschappij. Bij navraag blijkt die VVE echter te worden geleid door diezelfde beheerder. Afdeling broekzak, vestzak dus. De derde partij is de makelaar, die de huren int en contracten afsluit. De nieuwe rookmelders in woningen (verplicht per 1 juli) worden ook door hen afgehandeld. Waarschijnlijk omdat dat in de woningen zelf plaatsvindt. Als er iets aan het gebouw gebeuren moet blijft de beheerder het aanspreekpunt.

En dus was het diezelfde beheerder die ik laatst aansprak in een ander staaltje van huurdersonmacht; over de rookmelders in het gebouw. In de kelder en in het trappenhuis hangen er talloze. Alleen piepen ze massaal. De batterijen zijn leeg en niemand maakt aanstalten daar wat aan te doen. En dat al vier maanden. Telefoontjes, mailtjes, mailtjes met uiterste data; er gebeurt helemaal niets. ODMH is zo vriendelijk om langs te komen, maar weet niet of ze er wat aan kunnen doen. De melders zijn immers niet verplicht. Dat er een paar jaar geleden brand is geweest in de tegenovergelegen kelder verandert daar niets aan. Het blije mailtje van de makelaar dat ze melders gaan ophangen in de appartementen blijkt irrelevant. Die heb ik namelijk al en zij gaan dus niet over het onderhoud aan het gebouw.

De electricien had beter nieuws: ‘Je hebt snel weer warm water’. De boiler zou zich straks met nachtstroom opnieuw vullen. Gasloos, in daluren en dus eigenlijk helemaal klaar voor de toekomst, stelde ik tevreden vast. Nu alleen nog wat zonnepanelen op het immense dak voor de stroom. Ik durf het niet te vragen.

Een revolutie

Revolutie

Ons consumptiepatroon moet anders. Voor de verduurzaming van de wereld wordt te veel gekeken naar uitstoot en te weinig naar consumptie. Dat schrijft de Volkskrant vandaag in een interview met DenkWerk, een club van invloedrijke bestuurders uit de zakenwereld.

Niemand is verrast als de heren (en dames?) vertellen dat het weinig zin heeft om windmolenparken aan te leggen en met elektrische auto’s te rijden, terwijl de consument zijn kleding bij Primark koopt en na drie keer dragen weggooit. De vervuiling exporteren we namelijk simpelweg naar India, waar al dat wegwerpgoed gemaakt wordt. Waar het leidt tot vieze rivieren, mistige lucht en mensonterende arbeidsomstandigheden. We hebben dus op meer vlakken dan alleen de landelijke uitstoot een verandering nodig in ons systeem.

Vernieuwing

Wat zij er niet bij zeggen is wat er echt nodig is voor verandering. We zitten immers op zijn kop in datzelfde systeem, dat draait op consumeren en wegwerpen. Het loont de moeite om eens te kijken naar hoe zo’n systeemverandering in het verleden werkte. Dit liet dezelfde Volkskrant laatst mooi zien in een verhaal over een aantal klassieke filosofen. Friedrich Nietzsche waarschuwde volgens hen juist voor de destructieve kracht van continue veranderingsdrift (‘nu nog beter!’). Hij stelde dat een maatschappelijk systeem altijd geneigd is om mensen eerst om te krijgen naar een nieuwe maatschappelijke orde, om hen vervolgens in slaap te sussen. Dit deed de kerk uitmuntend, nadat het in de 6e eeuw na Christus haar macht vestigde. Wat volgde was ‘the dark age’, een periode van eeuwen waarin het volk eronder werd gehouden door onthouding van kennis. Een cultureel, maatschappelijk vacuum, waarin alleen een selecte groep kerkelijke geleerden toegang tot kennis had.

Einde ‘Dark Age’

Uit een grafiek over het aantal publicaties in Europa blijkt dat pas sinds de 12e eeuw langzaam meer kennis werd verspreid. Grappig genoeg stamt het concept ‘Dark Age’ dan ook uit die tijd, van de Toscaanse schrijver Petrarch (1330 NChr.). De genadeklap zou veel later volgen, in de 18e eeuw, toen een groep intellectuelen onder leiding van Denis Diderot met de allereerste encyclopedie kwam. De kennis, die in 25 jaar tijd was samengebracht, zou een belangrijke rol spelen bij de Verlichting. Een slotstuk dus op veel meer wetenschappelijke publicaties, die de eenzijdige waarheid en werkelijkheid van de kerk langzaam doorbraken. Eeuwen waren er toen al nodig geweest om hun macht te breken.

Consumentisme

Vandaag is het gebruikte wapen geen onthouding van kennis, maar consumentisme. Om dit te keren hebben we vernieuwing nodig. Nietzsche waarschuwt dat het nieuwe ‘onder alle omstandigheden het kwaad [is], want het wil veroveren, de oude grenspalen omverwerpen en de oude gevoelens van piëteit schenden’. Maar hij zag ook dat ‘de sterkste en meest boosaardige geesten’ degenen waren die de mensheid het verste vooruit hebben gebracht. ‘Want zij brachten de ingeslapen hartstochten weer tot ontbranding’. In zekere zin hebben complotdenkers wel een punt dus, als ze stellen dat een elite hen eronder wil houden. Alleen zijn het niet George Soros of chemtrails die daar achter zitten. Wel is er een belang vanuit de (politieke) elite om het huidige systeem in het zadel te houden en die voorkomt dat er werkelijk wat verandert. Wat we nodig hebben is niet dat deze groep bestuurders langzaam aan wat knoppen draait. Dat mannen in pakken naar grafieken wijzen waarop de Co2 uitstoot langzaam daalt. We hebben deze mensen helemaal niet nodig, net zoals de wetenschap de kerk ook niet nodig had om hen omver te werpen. Wat we nodig hebben is radicale vernieuwing van de mensen die weten hoe het wel moet. Wat we nodig hebben is hun visionaire revolutie!

Leerzame uurtjes bij Weleda


Zelfs een tuin van Eden loop je voorbij, als je niet weet dat hij er is. Op persoonlijke uitnodiging van Jan Graafland mochten Hedwig en ik vandaag op bezoek bij de Weledatuin in Zoetermeer. Het was ons een eer, want we konden rekenen op een persoonlijke rondleiding van de hoofdtuinier zelf.

De omgeving van de tuin blijkt vrij onherbergzaam. Niet omdat we ons in de Alpen begeven boven de 3000 meter, maar vanwege het bedrijventerrein, de windmolens en wegen die er omheen liggen. Maar eenmaal gezeten aan mijn favoriete Verveinethee, vers uit de tuin, is dat snel vergeten. Jan warmt op voor een lesje plantopbouw, aan de hand van een stengel van de Goudsbloem die tegen het terras groeit. De onderste bladen, doceert Jan, zijn wat ronder, meer naar boven worden ze kleiner, maar ook smaller. Dat gaat door tot ze zo klein zijn dat ze de grootte worden van de bloemkroon. Je ziet er al wat van de kleur in terug van de bloem. De blaadjes die de bloem vormen hebben dezelfde vorm, maar zijn oranje. Dit alles mondt uit in de stuifmeeldraden, althans zo heb ik het als leek begrepen.

Maretak

Dan gaat de tuinman op de klompen en met karakteristieke strohoed op het hoofd ons voor de tuin in. We staan stil voor een appelboom, zo dood als een pier, maar bedekt door een verse laag groen. Hoe? De Maretak!
De besjes die de Maretak produceert kun je op de tak van een appelboom drukken en met wat geluk van de natuur ontspruit hieruit nieuw leven. De Maretak parasiteert op de appelboom, werkt zijn wortel in de stam of tak van de boom. Een appelboom kan er gerust 75 jaar oud mee worden, aldus Jan. Deze appelboom was inmiddels vrijwel afgestorven en dat vormt ook voor de Maretak een gevaar want; sterft de boom, dan sterft de parasiet ook.

Vooruit gaat het, langs de prachtige houten kas, waar ik even het ventilatiesysteem moet bewonderen, twee schuiven in de nok die in de lengterichting open kunnen. Op de composthoop ernaast schieten net een ris plantjes uit de nachtschadefamilie in bloei. Jan ondervond dat deze het fijn vonden op materiaal dat zich in de laatste fase bevond van compostering. De bloemen kunnen op hun beurt weer worden weer gebruikt voor Weledaproducten. Op deze locatie worden planten overigens vooral voor medicinaal gebruik geteeld.

Productiegronden

Naast de soorten die verspreid in de tuin groeien, zijn er eigenlijk twee strak georganiseerde productiegronden. Langs de kant waar wij net onwetend langs zijn gewandeld, vanaf het station, groeien bijvoorbeeld Goudsbloemen, Ezelsdistel en een fijn, bitter disteltje, waarvan ik de naam ben vergeten, maar die me in de mond bijblijft tot aan het einde van de rondleiding. Verderop, helemaal aan de andere kant van het herkenbare, antroposofische gebouw, ligt een lager gelegen grond. Het mooiste zijn hier de Wikke en Winterrogge. Als je de zaden in water toevoegt mengen ze zich prachtig onder elkaar, vertelde Jan al eens. Een zadenmengsel dat je zo gemengd, breed kunt uitzaaien. De rogge is stevig en biedt steun aan de Wikke, die zich langs de stengels omhoog werkt. Het wemelt er van de hommels en bijen, ik wil dit volgend jaar ook, merk ik.

Opmerkelijk hier is de kleibodem. Die lijkt van bovenaf droog als kurk en hard als steen, maar, zo laat Jan zien als hij een stukje met de hand graaft, niets is minder waar. Al binnen 10cm voelt de grond vochtig aan. De tuinier heeft het stuk dan ook niet bewaterd. Een openbaring, vergeleken bij de uitdrogende grond van onze eigen Warmoezerij.

Kijkje in de keuken


Tot slot krijgen we een kijkje in de keuken van Weleda. Waar worden de gezondheidsproducten gemaakt? Er is nauwkeurige controle op de kwaliteit. Zo is er een apparaat dat de vochtigheid meet van geplukte bloemen of blad. Met die gegevens weet de apotheker, die twee etages hoger zit, precies hoeveel hij van welke stof moet bijmengen voor het gewenste resultaat. Het kantoortje waar Jan dergelijke administratie bijhoudt is herkenbaar voor iedere ex- vrije school leerling (en voor mensen die weleens daten met vrije school docenten, ik noem geen namen). Prachtige deterministische platen aan de muren, foto’s, tekeningen, een klomp als pennenbakje; het is een vrolijke boel. Met goede gesprekken erbij hebben we drie uur van zijn tijd gesnoept. Een leuk onderhoud en een waar genoegen. Met moeite trekken we ons van de beider nieuwsgierigheid los en vertrekken vol inspiratie weer naar het Goudse. Op de terugweg zien we de tuin wel; zelfs een tuin van Eden loop je voorbij, als je niet weet dat hij er is.  

Gelukkige lockdown

Vandaag is het dan eindelijk officieel zo ver, de lockdown is afgesloten. In Gouda prikten we meer dan 1200 mensen, een redelijk daggemiddelde voor onze vestiging. Breder gezien is Nederland heel aardig onderweg met de vaccinatie, dus we kunnen voor het eerst sinds maart 2020 weer langzaam los. Hoe is dat? En hoe was die tijd in lockdown eigenlijk?

Ik had de luxe dat het vorige week vrijdag eigenlijk al zover voelde; op de eerste zomeravond sloot ik symbolisch de lockdown af en begon aan de zomer. Decor was het strandje bij de surfplas (Reeuwijk). Te midden van een beperkt groepje lieve mensen vierde ik een verjaardag, zwommen we in de plas en ontmoette zelfs iemand. De dag erna verruilde ik het decor voor een fietstocht naar Rotterdam, gevolgd door mooie vintage aankopen (want de winkels waren weer eens helemaal open) en een smakelijk, gezamenlijk wit wijntje aan een zonnige Rotte. Een dikke vette punt dus, achter die coronatijd.

Warmoezerij

Dat is weleens anders geweest. De eerste week was de heftigste en bracht ik in een vorm van ontreddering iedere dag door op de Warmoezerij, die net een uitbreiding had ondergaan. Die tuin bleef tot het einde van de zomer mijn belangrijkste leidraad. Op veilige afstand werkte ik er samen met een klein groepje vrijwilligers aan wat nu de extended Warmoezerij mag heten, inclusief boomgaard, kas en rotstuin. Aan het einde van het seizoen hadden we zo’n 15 actieve vrijwilligers verzameld en soms stonden de tranen me in de ogen, als ik zag wat we onder mijn leiding in 2020 hadden opgebouwd. Sociaal gezien vond ik het leven vorig jaar wel prima, ik ging toch al niet naar feestjes en zelden naar de kroeg of het restaurant. Het enige waar ik om gaf was dat de musea open bleven.

Wendingen

In de zomer nam mijn leven een wending, toen ik Natasja leerde kennen. De kanotripjes die we in augustus en september op de plassen deden waren onvergetelijk. De vrijheid was ongekend. In de zomer was de hele boel, zoals iedereen wel weet, aardig geopend. Gelukkig maar, want tijdens mijn weekend op Ameland, eind augustus, had ik het cafe hard nodig als schuilplaats tegen de regen. Een mooi weekend wel, dat ik toch maar weer alleen deed, want dat beviel me het beste. Toen kwam voor mij de klap, een lange herfst waarin ook nog eens mijn nabije steunpilaar wegviel. De herfstregens voelden donkerder dan ooit. Zwemmen werd tot mijn lifeline, opgevolgd door schaatsen vanaf half oktober. Toch waren er lichtpuntjes. In november kreeg ik een intercedent toegewezen vanuit de gemeente, iemand van Tempo Team die me goed wist te motiveren bij het vinden van meer werk (= uit de bijstand). Zo sleurde ik mezelf richting de winter. Het licht van mijn leven stond weggedrukt onder een flinke dimmer.

De avondklok

Dat was, tot de avondklok van start ging, in januari. Al de eerste avond ging ik naar buiten en ervaarde iets unieks. Zo uniek dat ik besloot dat we er een film van moesten maken. De rest is geschiedenis. Anderhalve week later ontmoette ik Hielkje bij het zwemmen. Twee weken daarna begon ik met mijn bijbaan op de vaccinatielocatie. Dezelfde levenslamp stond in een klap in lichterlaaie! Het was zelfs zo gek dat ik op een en dezelfde dag begon met mijn werk op de priklocatie en begon met de eerste keer filmen voor ‘Mensen maken de stad’. Om 10 uur ’s avonds reden we droogjes met een bakfiets en filmgear door het centrum. Ik wist dat het manisch was, maar het moest nu gebeuren, want uitstel zou afstel zijn. Tegelijk probeerde ik zoveel mogelijk te genieten. En hoorde ik mensen en de maatschappij klagen over verveling en gebrek aan sociale contacten.

Kansen

De lockdown-coronatijd bood mij de mooiste kansen van de afgelopen jaren. De tuin voer er wel bij, want waar veel ander vrijwilligerswerk moest sluiten vanwege corona, werden wij juist een veilige tijdsbesteding buiten. Ik ontmoette Hielkje omdat ze een alternatief zocht voor acroyoga, wat winterzwemmen werd, dankzij corona dus. Ik maakte een korte film dankzij de avondklok, dankzij corona dus. Ik begon op de vaccinatielocatie dankzij corona. Oh en ik schreef mijn eerste gezamenlijke poëzieregels (via whatsapp) dankzij corona; aangezien ik tezamen met mijn vriendinnetje in quarantaine moest. Dus ja, ik kan wel zeggen dat ik veel te danken heb aan het virus.  

Fomo

En de rust, de rust vond ik maar wat fijn. De rollen waren omgekeerd, ik had ineens meer te doen dan de mensen die normaal gesproken veel op terrasjes en in restaurants rondhangen. Het fomo, (fear of missing out) dat ik, ongeacht of het terecht was, vanuit minderwaardige gevoelens vaak ervoer, was ineens weg. Je zou kunnen zeggen; de maatschappij was even een ruim jaar níet manisch blij aan het doen. Bij het aanzien van de heropening krijg ik vooral het verlangen om me terug te trekken en op te sluiten in de dichtstbijzijnde grot. Mij te verplaatsen in een tiny house op Terschelling en pas terug te komen wanneer de sneeuw valt. Een tentje op te slaan op de Pietersberg en van daar een paar maanden de herderskudde in de gaten te houden en een boek te schrijven. Ik wens dat fomo iets blijft van voor de lockdown en dat de kansen net als afgelopen anderhalf jaar op mijn pad blijven komen. Niettemin wens ik ieder ander een hele fijne, sociale zomer toe!

Turfmarktkerk: de paalrot te lijf

Jarenlang was de fundering van de rechtstaat in het Goudse onderhevig aan een vorm van paalrot. Aan de Turfmarkt leek zij een verbinding aan te gaan met de paalrot die onder de Goudse woningen zo welig tiert. Om deze oude houten palen te redden gebruiken heelmeesters een slimme methode; men zaagt de rotte kop van de paal en plaatst daar een betonnen kop overheen. De rest van de paal blijft in het vervolg keurig onder water staan en zal in theorie niet verder rotten. Paal gered, fundering hersteld. Aan de Turfmarkt werd dit werk mogelijk gemaakt door een wel heel onverschrokken ‘heelmeester’.

Reconstructie

Het verhaal begon voor mij een kleine twee jaar geleden. De eigenaar van de voormalige Turfmarktkerk publiceerde een reconstructie van 170 pagina’s over de (vermeende) onterechte sloop van zijn kerkgebouw. Tot mijn schrik merkte ik dat mijn vertrouwen in onze lokale overheid binnen twee dagen 180 graden was gekanteld. Dit zag ik bevestigd wanneer ik met kennissen sprak over het onderwerp, die niet hetzelfde inzicht hadden doorgemaakt. Mijn betoog stuitte telkens op een soort muur van ongeloof. Ik bleek ongewild een slotgracht om me heen te hebben geslagen en begaf me onder de beperkte groep Gouwenaars die in deze zaak waren verdiept.

In de reconstructie volgde een onnavolgbaar web van bestuurlijke zetten elkaar op. De complexiteit was duizelingwekkend en de tang waarin de eigenaar genomen leek, bizar. Resultaat van de zaak was dat de gemeente de kerk onder dwang had gesloopt, omdat zij oordeelde dat er instortingsgevaar was. Zij stuurde de rekening van ruim 5 ton naar de eigenaar. Alles aan de zaak riekte naar verderf. Om mijn vertrouwen in de instituties nog wat verder te ondergraven bleven de coalitiefracties in de Goudse raad onverzettelijk om hun wethouder heen staan. Een oproep tot een raadsenquete van de voltallige oppositie werd verijdeld.

Machtsmisbruik

Vraag een willekeurige advocaat of hij een burger aanraadt zo’n strijd met de overheid aan te gaan en de rillingen lopen hem over de rug. De overheid heeft tijd genoeg, kan op alle mogelijke manieren de wet manipuleren en heeft diepe zakken, als het tot een rechtszaak komt. De eigenaar van de Turfmarktkerk loochende dit beeld en ging de strijd aan, vermoedelijk tot verbazing van het Goudse College. Toen onze wethouder Thierry van Vugt, die hoofdverantwoordelijk is voor de sloop van de kerk, eind 2018 aan Omroep West vertelde over de bestuursdwang speelde er nog een onhebbelijk glimlachje om de lippen. Detournement de pouvoir, machtsmisbruik, was wat daaruit sprak. Van dat lachje is anno 2021 niets meer vernomen.

StAB

Begin vorig jaar bracht de eigenaar het dossier namelijk naar de Haagse Rechtbank, niet van plan op te draaien voor de 5 ton sloopkosten. Vanwege corona stelde de rechter aanvankelijk voor om de zaak op afstand af te handelen. Toen de kerkeigenaar aandrong op het gewicht van de zaak kwam zij tot een ander inzicht en vroeg een onafhankelijk onderzoek aan bij het StAB. Ik vond uit dat zij dé expert in omgevingsrecht zijn en louter en alleen werken in opdracht van een rechtbank. Ik herinner me hoe opgetogen ik was met dat nieuws, zou nu de waarheid boven tafel komen? Eind november kwam het oordeel en inderdaad trok zij de bewijslast voor de sloop van de kerk finaal uit elkaar; Er was eind 2018 geen bewijs van instortingsgevaar.

Tegenargumenten

Het advies maakte een cynische stroom aan tegenreacties los bij de gemeente. Van ons belastinggeld huurde zij schaamteloos een hele ris dure experts in, die de conclusies van het StAB moesten ondergraven. De zienswijze op het rapport omvatte 30 kantjes aan deze zwartmakerij. En ook tussen de zienswijze en de behandeling in de rechtbank ging het College door. Zo probeerde zij bijvoorbeeld hun argument te onderbouwen dat het ten tijde van de sloop hard zou gaan waaien, een risico voor de instabiele kerk. Maar in plaats van de windmeter op het eigen gemeentehuis te gebruiken, koos zij een meter in Cabauw, in de polder twintig kilometer verderop. Die sloeg namelijk wel voldoende uit.

Dankbaar

Het was tekenend voor de paniek op het Huis van de Stad. Deze week volgde de rechter dan ook het advies op van het StAB en hakte de rottende paalkop genadeloos af. Het voelde voor mij als een enorme opluchting; Eindelijk werd er recht gedaan. Maar ik realiseerde me ook dat we als Gouwenaars de eigenaar wel dankbaar mogen zijn. Zonder zijn doorzettingsvermogen en lef was de uitspraak niet mogelijk geweest, met als gevolg dat de geur van verrotting ellenlang op de Turfmarkt was blijven hangen. Het is nu aan de raad om te bepalen of voor een stabiele paalfundering ook fysiek koppen moeten rollen, van de betrokken wethouders. De uitspraak gaf namelijk een flinke verlichting voor mijn rechtsgevoel, maar de klus is nog niet geklaard. Daarom wens ik de raadsleden veel wijsheid toe.

Vroeg bezoek

Vandaag in deel III van onze korte filmblog: Vroeg bezoek

Mensen maken de stad. Dat is natuurlijk een film over de avondklok, maar vooral ook over dat wat er ontbreekt; mensen. Daarom besloten Hedwig en ik al snel dat we onze korte film licht wilden eindigen. Met die mensen dus. Die zich klaar maken om naar buiten te gaan, naar die wereld die plots weer open ligt. Waarin je weer ongebreideld anderen mag ontmoeten, mondkapjes verleden tijd zijn (?) en festiviteiten weer aan de orde van de dag.

Vroeg bezoek


Eigenlijk vroegen we hiervoor een groepje mensen, die allen hun deur uitstapten. Een creatieve montage deed dan de rest. Maar het was nog niet makkelijk om mensen zover te krijgen op zondagochtend, bij zonsopkomst (op dat moment rond half 8), ervan te overtuigen om te figureren. Alleen de echte ‘die hards’ bleven over, vrienden van Hedwig aan de Hoge Gouwe. Ook voor ondergetekende was het een uitdaging. Na drie ‘eerste werkdagen’, plus filmavonden, nu ook op zondag vroeg opstaan; dat ging me niet in de koude kleren zitten. Toch was het prachtig, om bij de vroeg fluitende vogels en de prachtige zonsopkomst (die was besteld) naar het centrum te fietsen. De symboliek van de morgen ontging me niet, ik voelde de hoop al door mijn aderen stromen.

Dominee

Met alle filmgear liepen we naar de Hoge Gouwe, waar we onze figuranten ontmoetten. Omwille van het ochtendlicht gingen we eerst buiten filmen. De figuranten, waaronder ik zelf, liepen een paar keer in opdracht over straat. Intussen kwam een buurvrouw langs die haar poedel uitliet; op verzoek wilde zij ook wel een paar keer meedoen. Ideaal! Maar het allermooiste moment was toen we binnen gingen filmen. De ‘voorbereiding voor vertrek’ scene. Net toen mevrouw de vitrage omhoog deed kwam de dominee voorbij en zwaaide spontaan. Hilarisch; sommige dingen bedenk je niet!
#Mensenmakendestad