Gelukkige lockdown

Vandaag is het dan eindelijk officieel zo ver, de lockdown is afgesloten. In Gouda prikten we meer dan 1200 mensen, een redelijk daggemiddelde voor onze vestiging. Breder gezien is Nederland heel aardig onderweg met de vaccinatie, dus we kunnen voor het eerst sinds maart 2020 weer langzaam los. Hoe is dat? En hoe was die tijd in lockdown eigenlijk?

Ik had de luxe dat het vorige week vrijdag eigenlijk al zover voelde; op de eerste zomeravond sloot ik symbolisch de lockdown af en begon aan de zomer. Decor was het strandje bij de surfplas (Reeuwijk). Te midden van een beperkt groepje lieve mensen vierde ik een verjaardag, zwommen we in de plas en ontmoette zelfs iemand. De dag erna verruilde ik het decor voor een fietstocht naar Rotterdam, gevolgd door mooie vintage aankopen (want de winkels waren weer eens helemaal open) en een smakelijk, gezamenlijk wit wijntje aan een zonnige Rotte. Een dikke vette punt dus, achter die coronatijd.

Warmoezerij

Dat is weleens anders geweest. De eerste week was de heftigste en bracht ik in een vorm van ontreddering iedere dag door op de Warmoezerij, die net een uitbreiding had ondergaan. Die tuin bleef tot het einde van de zomer mijn belangrijkste leidraad. Op veilige afstand werkte ik er samen met een klein groepje vrijwilligers aan wat nu de extended Warmoezerij mag heten, inclusief boomgaard, kas en rotstuin. Aan het einde van het seizoen hadden we zo’n 15 actieve vrijwilligers verzameld en soms stonden de tranen me in de ogen, als ik zag wat we onder mijn leiding in 2020 hadden opgebouwd. Sociaal gezien vond ik het leven vorig jaar wel prima, ik ging toch al niet naar feestjes en zelden naar de kroeg of het restaurant. Het enige waar ik om gaf was dat de musea open bleven.

Wendingen

In de zomer nam mijn leven een wending, toen ik Natasja leerde kennen. De kanotripjes die we in augustus en september op de plassen deden waren onvergetelijk. De vrijheid was ongekend. In de zomer was de hele boel, zoals iedereen wel weet, aardig geopend. Gelukkig maar, want tijdens mijn weekend op Ameland, eind augustus, had ik het cafe hard nodig als schuilplaats tegen de regen. Een mooi weekend wel, dat ik toch maar weer alleen deed, want dat beviel me het beste. Toen kwam voor mij de klap, een lange herfst waarin ook nog eens mijn nabije steunpilaar wegviel. De herfstregens voelden donkerder dan ooit. Zwemmen werd tot mijn lifeline, opgevolgd door schaatsen vanaf half oktober. Toch waren er lichtpuntjes. In november kreeg ik een intercedent toegewezen vanuit de gemeente, iemand van Tempo Team die me goed wist te motiveren bij het vinden van meer werk (= uit de bijstand). Zo sleurde ik mezelf richting de winter. Het licht van mijn leven stond weggedrukt onder een flinke dimmer.

De avondklok

Dat was, tot de avondklok van start ging, in januari. Al de eerste avond ging ik naar buiten en ervaarde iets unieks. Zo uniek dat ik besloot dat we er een film van moesten maken. De rest is geschiedenis. Anderhalve week later ontmoette ik Hielkje bij het zwemmen. Twee weken daarna begon ik met mijn bijbaan op de vaccinatielocatie. Dezelfde levenslamp stond in een klap in lichterlaaie! Het was zelfs zo gek dat ik op een en dezelfde dag begon met mijn werk op de priklocatie en begon met de eerste keer filmen voor ‘Mensen maken de stad’. Om 10 uur ’s avonds reden we droogjes met een bakfiets en filmgear door het centrum. Ik wist dat het manisch was, maar het moest nu gebeuren, want uitstel zou afstel zijn. Tegelijk probeerde ik zoveel mogelijk te genieten. En hoorde ik mensen en de maatschappij klagen over verveling en gebrek aan sociale contacten.

Kansen

De lockdown-coronatijd bood mij de mooiste kansen van de afgelopen jaren. De tuin voer er wel bij, want waar veel ander vrijwilligerswerk moest sluiten vanwege corona, werden wij juist een veilige tijdsbesteding buiten. Ik ontmoette Hielkje omdat ze een alternatief zocht voor acroyoga, wat winterzwemmen werd, dankzij corona dus. Ik maakte een korte film dankzij de avondklok, dankzij corona dus. Ik begon op de vaccinatielocatie dankzij corona. Oh en ik schreef mijn eerste gezamenlijke poëzieregels (via whatsapp) dankzij corona; aangezien ik tezamen met mijn vriendinnetje in quarantaine moest. Dus ja, ik kan wel zeggen dat ik veel te danken heb aan het virus.  

Fomo

En de rust, de rust vond ik maar wat fijn. De rollen waren omgekeerd, ik had ineens meer te doen dan de mensen die normaal gesproken veel op terrasjes en in restaurants rondhangen. Het fomo, (fear of missing out) dat ik, ongeacht of het terecht was, vanuit minderwaardige gevoelens vaak ervoer, was ineens weg. Je zou kunnen zeggen; de maatschappij was even een ruim jaar níet manisch blij aan het doen. Bij het aanzien van de heropening krijg ik vooral het verlangen om me terug te trekken en op te sluiten in de dichtstbijzijnde grot. Mij te verplaatsen in een tiny house op Terschelling en pas terug te komen wanneer de sneeuw valt. Een tentje op te slaan op de Pietersberg en van daar een paar maanden de herderskudde in de gaten te houden en een boek te schrijven. Ik wens dat fomo iets blijft van voor de lockdown en dat de kansen net als afgelopen anderhalf jaar op mijn pad blijven komen. Niettemin wens ik ieder ander een hele fijne, sociale zomer toe!

Turfmarktkerk: de paalrot te lijf

Jarenlang was de fundering van de rechtstaat in het Goudse onderhevig aan een vorm van paalrot. Aan de Turfmarkt leek zij een verbinding aan te gaan met de paalrot die onder de Goudse woningen zo welig tiert. Om deze oude houten palen te redden gebruiken heelmeesters een slimme methode; men zaagt de rotte kop van de paal en plaatst daar een betonnen kop overheen. De rest van de paal blijft in het vervolg keurig onder water staan en zal in theorie niet verder rotten. Paal gered, fundering hersteld. Aan de Turfmarkt werd dit werk mogelijk gemaakt door een wel heel onverschrokken ‘heelmeester’.

Reconstructie

Het verhaal begon voor mij een kleine twee jaar geleden. De eigenaar van de voormalige Turfmarktkerk publiceerde een reconstructie van 170 pagina’s over de (vermeende) onterechte sloop van zijn kerkgebouw. Tot mijn schrik merkte ik dat mijn vertrouwen in onze lokale overheid binnen twee dagen 180 graden was gekanteld. Dit zag ik bevestigd wanneer ik met kennissen sprak over het onderwerp, die niet hetzelfde inzicht hadden doorgemaakt. Mijn betoog stuitte telkens op een soort muur van ongeloof. Ik bleek ongewild een slotgracht om me heen te hebben geslagen en begaf me onder de beperkte groep Gouwenaars die in deze zaak waren verdiept.

In de reconstructie volgde een onnavolgbaar web van bestuurlijke zetten elkaar op. De complexiteit was duizelingwekkend en de tang waarin de eigenaar genomen leek, bizar. Resultaat van de zaak was dat de gemeente de kerk onder dwang had gesloopt, omdat zij oordeelde dat er instortingsgevaar was. Zij stuurde de rekening van ruim 5 ton naar de eigenaar. Alles aan de zaak riekte naar verderf. Om mijn vertrouwen in de instituties nog wat verder te ondergraven bleven de coalitiefracties in de Goudse raad onverzettelijk om hun wethouder heen staan. Een oproep tot een raadsenquete van de voltallige oppositie werd verijdeld.

Machtsmisbruik

Vraag een willekeurige advocaat of hij een burger aanraadt zo’n strijd met de overheid aan te gaan en de rillingen lopen hem over de rug. De overheid heeft tijd genoeg, kan op alle mogelijke manieren de wet manipuleren en heeft diepe zakken, als het tot een rechtszaak komt. De eigenaar van de Turfmarktkerk loochende dit beeld en ging de strijd aan, vermoedelijk tot verbazing van het Goudse College. Toen onze wethouder Thierry van Vugt, die hoofdverantwoordelijk is voor de sloop van de kerk, eind 2018 aan Omroep West vertelde over de bestuursdwang speelde er nog een onhebbelijk glimlachje om de lippen. Detournement de pouvoir, machtsmisbruik, was wat daaruit sprak. Van dat lachje is anno 2021 niets meer vernomen.

StAB

Begin vorig jaar bracht de eigenaar het dossier namelijk naar de Haagse Rechtbank, niet van plan op te draaien voor de 5 ton sloopkosten. Vanwege corona stelde de rechter aanvankelijk voor om de zaak op afstand af te handelen. Toen de kerkeigenaar aandrong op het gewicht van de zaak kwam zij tot een ander inzicht en vroeg een onafhankelijk onderzoek aan bij het StAB. Ik vond uit dat zij dé expert in omgevingsrecht zijn en louter en alleen werken in opdracht van een rechtbank. Ik herinner me hoe opgetogen ik was met dat nieuws, zou nu de waarheid boven tafel komen? Eind november kwam het oordeel en inderdaad trok zij de bewijslast voor de sloop van de kerk finaal uit elkaar; Er was eind 2018 geen bewijs van instortingsgevaar.

Tegenargumenten

Het advies maakte een cynische stroom aan tegenreacties los bij de gemeente. Van ons belastinggeld huurde zij schaamteloos een hele ris dure experts in, die de conclusies van het StAB moesten ondergraven. De zienswijze op het rapport omvatte 30 kantjes aan deze zwartmakerij. En ook tussen de zienswijze en de behandeling in de rechtbank ging het College door. Zo probeerde zij bijvoorbeeld hun argument te onderbouwen dat het ten tijde van de sloop hard zou gaan waaien, een risico voor de instabiele kerk. Maar in plaats van de windmeter op het eigen gemeentehuis te gebruiken, koos zij een meter in Cabauw, in de polder twintig kilometer verderop. Die sloeg namelijk wel voldoende uit.

Dankbaar

Het was tekenend voor de paniek op het Huis van de Stad. Deze week volgde de rechter dan ook het advies op van het StAB en hakte de rottende paalkop genadeloos af. Het voelde voor mij als een enorme opluchting; Eindelijk werd er recht gedaan. Maar ik realiseerde me ook dat we als Gouwenaars de eigenaar wel dankbaar mogen zijn. Zonder zijn doorzettingsvermogen en lef was de uitspraak niet mogelijk geweest, met als gevolg dat de geur van verrotting ellenlang op de Turfmarkt was blijven hangen. Het is nu aan de raad om te bepalen of voor een stabiele paalfundering ook fysiek koppen moeten rollen, van de betrokken wethouders. De uitspraak gaf namelijk een flinke verlichting voor mijn rechtsgevoel, maar de klus is nog niet geklaard. Daarom wens ik de raadsleden veel wijsheid toe.

Vroeg bezoek

Vandaag in deel III van onze korte filmblog: Vroeg bezoek

Mensen maken de stad. Dat is natuurlijk een film over de avondklok, maar vooral ook over dat wat er ontbreekt; mensen. Daarom besloten Hedwig en ik al snel dat we onze korte film licht wilden eindigen. Met die mensen dus. Die zich klaar maken om naar buiten te gaan, naar die wereld die plots weer open ligt. Waarin je weer ongebreideld anderen mag ontmoeten, mondkapjes verleden tijd zijn (?) en festiviteiten weer aan de orde van de dag.

Vroeg bezoek


Eigenlijk vroegen we hiervoor een groepje mensen, die allen hun deur uitstapten. Een creatieve montage deed dan de rest. Maar het was nog niet makkelijk om mensen zover te krijgen op zondagochtend, bij zonsopkomst (op dat moment rond half 8), ervan te overtuigen om te figureren. Alleen de echte ‘die hards’ bleven over, vrienden van Hedwig aan de Hoge Gouwe. Ook voor ondergetekende was het een uitdaging. Na drie ‘eerste werkdagen’, plus filmavonden, nu ook op zondag vroeg opstaan; dat ging me niet in de koude kleren zitten. Toch was het prachtig, om bij de vroeg fluitende vogels en de prachtige zonsopkomst (die was besteld) naar het centrum te fietsen. De symboliek van de morgen ontging me niet, ik voelde de hoop al door mijn aderen stromen.

Dominee

Met alle filmgear liepen we naar de Hoge Gouwe, waar we onze figuranten ontmoetten. Omwille van het ochtendlicht gingen we eerst buiten filmen. De figuranten, waaronder ik zelf, liepen een paar keer in opdracht over straat. Intussen kwam een buurvrouw langs die haar poedel uitliet; op verzoek wilde zij ook wel een paar keer meedoen. Ideaal! Maar het allermooiste moment was toen we binnen gingen filmen. De ‘voorbereiding voor vertrek’ scene. Net toen mevrouw de vitrage omhoog deed kwam de dominee voorbij en zwaaide spontaan. Hilarisch; sommige dingen bedenk je niet!
#Mensenmakendestad

De bakfiets

We kunnen ’s avonds niet overal vliegen, doorbreekt Hedwig ruw de dromerijen over de avondklokfilm. Oh, maar hoe doen we het dan, als we mooi stabiel bewegend beeld willen? Aha, de bakfiets!


Nog idealer, wist ik, is zo’n Riksja, waarmee vrijwilligers zorg cliënten rondrijden door de stad. Jammer genoeg bleek bij navraag dat we die alleen meekregen inclusief bestuurder. Dat leek me wat vervelend; ‘nog één rondje, meneer’. En dus kwamen we terug op de bakfiets. Een oproep op Facebook leverde de nodige aanbiedingen op. Toen kwam een vriendin van mij tussendoor die een bakfiets had staan. De mooiste operatie was dat ik daarvoor op mijn vouwfiets door de vrieskou naar Goverwelle fietste (geen trein, want twee dagen eerder had het zo gesneeuwd). Ik had bedacht dat de vouwfiets voorin de bakfiets mee terug kon. Zo ver kwam het niet, want ik kwam er op locatie achter dat het een tweewieler betrof. Om daar nu een volwassene voorin mee te vervoeren, dat leek Hedwig toch wat instabiel. Toegegeven, het is net even anders dan de twee kinderen die er normaal in zaten.

En dus ging de zoektocht verder. Toen iets later de schaatskoorts voorbij was en de sneeuw smeltende, vonden we via een contact van Hedwig een driewieler bakfiets. Een stevig exemplaar, vlak bij mij in de buurt, die we voor één avond leenden. Ik pikte hem op en opgetogen nam ik hem mee naar het centrum voor onze eerste opnames. Daar klauterde Hedwig met harnas en camera in de bak. Het werkte! En voelde hilarisch om zo rond te fietsen.

Omhoog was het wel pittig, maar wonder boven wonder hielden de fiets en mijn beenspieren (schaatser he!) het goed. Dan was er nog de drukte, het was ’s avonds allang niet meer zo stil als toen ik de inspiratie kreeg voor deze film. Als voor een skipiste stonden we te wachten bovenaan de Groenendaal tot de mensen weg waren. En toen lekker naar beneden sukkelen, de kuilen proberen te ontwijken, een beetje regelmatig fietsen. Het voelde heerlijk dat het eindelijk zo ver was. Hoe lang hadden we hier naar uit gekeken? We filmden voor! #Mensenmakendestad

De eerste avondklok (Mensen maken de stad)

Vanaf vandaag plaatsen Hedwig & ik om de dag een verhaal over onze korte film ‘Mensen maken de stad’. Met vandaag: hoe begon het eigenlijk?

21 uur, op de klok af. Ik vertrek vanaf de Anna van Hensbeeksingel, in Gouda. Zo gauw ik rechtsaf de Bleulandweg opdraai rijden me een politiebusje en motoragent tegemoet. Die laatste kijkt monsterend wat deze fietser op straat doet. Het is dan ook geen gewone zaterdagavond, Gouda is zojuist begonnen aan de eerste Nederlandse avondklok sinds de Tweede Wereldoorlog.

Aanhouding


De straten waren onnatuurlijk stil, wat zeg ik; uitgestorven, die bewuste avond, nu bijna twee maanden geleden. Op een enkele auto na was de Burgemeester Jamessingel leeg. De enige, uit de toon vallende passant, was een man voor het Driestargebouw die zijn hond uitliet. Opgewonden keek ik uit naar wat ik zou aantreffen voor het station en in het centrum. Zou ik worden aangehouden? Bij het plein naast de Cinema bleek al snel niets aan de hand. Maar aan de overkant van de straat was het raak; de eerste auto werd staande gehouden door de politie. Zo gauw de tocht verder ging drong tot me door dat dit niet zomaar een staande houding was. Is het normaal gesproken een unicum als je een agent een bon ziet uitschrijven. Nu was het een bizarre realiteit; iedereen kon vanavond worden aangehouden (moi incluis).

Lege straten

Toch was het niet het lege marktplein dat me inspiratie gaf om er iets mee te doen, de Kleiweg, of het plein voor het station. Het gevoel begon toen ik langs de Schouwburg fietste, de straat overstak, onder het spoor door. Ik zag dat alles hier voor niets was. Het was een merkwaardig idee, dat zonder mensen alles zijn functie leek te hebben verloren; een beetje alsof ik door een decor fietste. Het was toen ik even later over de Bloemendaalseweg reed dat ik de beelden voor het eerst voor me zag. Langzaam vliegend over lege, verlichtte straten, die doelloos in de stad liggen. Voor… wie weet waarvoor? Het zaadje was geplant.

Ons filmproject kan je steun goed gebruiken. Doneren kan op: https://www.inspiredbyinspiration.org/…/mensen-maken…/

Leven en laten leven: een ongebruikelijk tafereel

Het was een ongebruikelijk tafereel. Net had ik uit de papieren zak vijf spruiten gepakt en afgehaald toen ik op tafel van alles zag bewegen. Ik keek eens goed; pissebedden! Even keek ik vol afschuw naar de beestjes, die er compleet buiten hun gebruikelijke kader over het tafelblad liepen. En, het moet gezegd, die ik toch liever zag in de context van een opgelichte stoeptegel. Toen bedacht ik een list. Ik pakte een magnetronbakje en wipte de beestjes met behulp van een schutblaadje van een spruit in het bakje. Dat vond ik wel wat.
De spruitjes waren paars en kwamen uit onze tuin, de Warmoezerij. Daar had ik ze laatst per verrassing zien pronken aan de stam van een paarse plant, die tot dan toe in ieders beleving een rode kool was geweest. Hij was uit zichzelf opgekomen en niemand had er echt aandacht aan besteed. Nu had ik het kunnen weten, want de planten lijken veel op elkaar; de paarse spruit onderscheidt zich doordat hij meer de hoogte in gaat. Een collega vrijwilliger haalde de grootste vruchten eraf en gaf ze me mee naar huis.

Natuurlijk gedrag

Daar begon dus het bewuste afhalen. Bij de opvolgende spruitjes werd ik me er meer en meer van bewust dat ik de woning van een pissebed aan het ontmantelen was. Zo gauw het buitenste blaadje afviel liet ik het spruitje vallen, zodat de eventuele bewoner de benen zou kunnen nemen. Dat werkte aardig. Gaandeweg verzamelde ik steeds meer beestjes in het bakje. Het grappigste kwam toen ik er, eigenlijk onbewust, een paar schutblaadjes bij deed. Toen ik na een minuut in het bakje keek zag ik ineens geen beestje meer lopen. Pas als ik er licht mee schudde kwamen ze van onder het schutblaadje tevoorschijn. Mooi, natuurlijk gedrag.

Lieveheersbeestjes

Al handelend tuimelde mijn hoofd nog wat verder. Over hoe mooi het eigenlijk is dat we op de tuin een huis bieden aan deze en zoveel andere dieren. Dit was voor mij al het jaar van het insect; niet eerder keek ik zo gefascineerd naar al dat kleine leven op de planten en in de bodem. De lente begon met luizen, die we bestreden door lieveheersbeestjes over te zetten. Praktischer biologische bestrijding zou er niet meer langskomen. En nu, nu het seizoen voorbij was, zag hoe die ene, toevallige spruitenplant het thuis was van zoveel kleine beestjes. Dat maakte me blij.

Doodgespoten

Tot ik me realiseerde dat deze diertjes op spruitenplanten door heel Nederland, worden doodgespoten met bestrijdingsmiddelen. Vanuit het moment aan mijn keukentafel een onbegrijpelijke, andere wereld. Want natuurlijk was het niet heel fijn om op deze manier spruitjes af te halen, maar wie zijn wij om dieren op die manier hun habitat te ontnemen? En waarom kunnen we het niet gewoon samen doen, zij hun plekje aan de buitenkant, wij de spruitjes van de binnenkant. Hoe dat samengaat bewees ik een kwartier later. Nadat ik de pissebedden had uitgezet in een bloempot van verterend groen op het balkon was het namelijk etenstijd. De plek die net nog hun huis was lag nu dampend op mijn bord. Leven en laten leven, c’est ca!

David VS Goliath

Afgelopen weken bleek dat honderden mensen zijn gedupeerd door de belastingdienst, die ze heeft weggezet als fraudeurs van kinderopvangtoeslag. Onschuldige mensen die tegen de blinde muur aanliepen van een slecht functionerende overheid. In mijn werk zie ik hoe gekmakend het is om als burger te moeten vechten tegen een overheidsapparaat dat alleen regels kent en geen gevoel. Want dat geldt zeker niet alleen op landelijk niveau.

Doorgestoken kaart

Hoe lang het duurt voordat dit soort misstanden landelijk bekend worden is in de toeslagaffaire wel gebleken. Ik zie hoe de gemeente Gouda mensen op soortgelijke wijze op hun plek zet. In een van mijn onderzoeken bijvoorbeeld, over het pension aan de Goudse Livingstonelaan. Daar werden bewoners pas geïnformeerd over de komst van deze opvanglocatie toen de zaak al beklonken was. Ohja, leek de gemeente terloops te melden, ‘hier zullen mensen worden opgevangen met double of triple problematiek’: verslaafd, psychische problemen en/of zwakbegaafd. Dat de hele wijk hierdoor in opstand kwam mocht niet deren, de overheid is geduldig en ambtenaren zijn niet persoonlijk verantwoordelijk. Bovendien wonen ze niet op de plek die ter discussie staat. Zes jaar na opening van het pension won de gemeente de laatste rechtszaak bij de Raad van State en sloot het dossier. Eind goed, al goed, vond men. Bij het opvragen van de stukken kwamen al snel signalen naar boven die je de mond doen openvallen. Ik leg nu de laatste hand aan het onderzoek.

Turfmarktkerkaffaire

Op dit moment is het Goudse College verwikkeld in de uitermate onsmakelijke ‘Turfmarktkerkaffaire’. Deze week won de gemeente de slag om het nieuwe bestemmingsplan. Dat zij de eigenaar daarbij op oneigenlijke wijze, op allerlei manieren lijkt te hebben gedwongen, dat is slechts nevenschade. De man voert een gevecht waar hij niet om heeft gevraagd en is in de rol geduwd van een David die vecht tegen Goliath. Ook hier geldt, de overheid is geduldig, heeft diepe zakken en gebruikt alle registers die nodig zijn om zijn zin te krijgen. De gemeenteraad keek dit jaar tandeloos toe hoe het hele relaas zich voor hun ogen afspeelde, het AD schreef zich een slag in de rondte en zelfs Peter R. de Vries bemoeit zich er inmiddels tegenaan. Kafkaesk is een veelgebruikte term, maar ik vermoed eerlijk gezegd dat Kafka zich zou omdraaien in zijn graf als hij de feiten leest. Het bestuur blijft stoïcijns, de wethouder lachte vriendelijk om mijn vragen en stuurt de eigenaar de rekening. En de eigenaar? Die wil vooral de jaren terug waarin zijn kinderen opgroeien, terwijl zijn leven wordt beheerst door het gevecht met de overheid.

Fijne kerstdagen!

Daarin verschilt hij niet veel van de slachtoffers van de kinderopvangtoeslagaffaire, bij wie menige relatie sneuvelde door de claims van de belastingdienst. Het is dezelfde lange arm en hetzelfde wanbestuur waaronder deze mensen lijden. Als vertolker van hun verhaal lijd ik een beetje met ze mee en ik kan wel zeggen: mijn vertrouwen in een betrouwbare overheid heeft inmiddels een flinke knauw opgelopen. Ik kan alleen maar hopen dat het recht uiteindelijk zegeviert. Zelf heb ik gelukkig wel de pen in handen, waarmee ik erover kan schrijven voor de krant. Voor nu wens ik u namens de overheid fijne kerstdagen toe. Opdat u zich niet te veel zorgen maakt over deurwaarders, malafide wethouders en de belastingdienst.

De burgemeester, zijn kinderen en Thierry

Burgemeester

Glimmend keek de aanstaande burgemeester vanuit het middelpunt van de raadszaal naar de sprekers achter het katheder. Naast hem zijn vrouw en drie van zijn kinderen, waarbij de jongste thuis en nog een op komst. Laat het gelijk maar duidelijk zijn, we hebben het over een burgemeester uit SGP gelederen. Nog voor ik woensdagavond het persbankje kon bereiken liep ik dan ook bijna tegen Kees van der Staaij op, fractieleider uit het Haagse. Aan zijn linkerzijde een massa in het zwart gestoken aanhang, waar de man zich natuurlijk toe richtte.

Vier man sterk

Aanwezig vanavond, vier man van Weekblad deGouda. Wat kan ik dan nog toevoegen, had ik ’s middags op de redactie met gemengde gevoelens gezegd. Niets eigenlijk, was het eerlijke antwoord en ik bedacht me thuis te blijven. Maar naarmate de avond dichterbij kwam kreeg ik toch meer en meer het gevoel dat ik erbij moest zijn. Al was het maar om de borrel achteraf, waar bovendien bier van Goudasfalt werd geschonken. En dus nam ik plaats op de laatste lege stoel van de pers, even verderop twee van onze stagiaires groetend, die camera op een statief gereed hielden voor het maken van een video. Bijgestaan door de vierde man, burgerraadslid Theo, met de camera op de buik.

De kinderen en Thierry

Voor we echt begonnen kort de gang van zaken: ‘eerst komen de raadsleden binnen, dan zijn wij geacht om op te staan. Daarna volgt de familie’. En de glimmende raadsleden kwamen inderdaad binnen, om vervolgens statig achter hun stoelen te gaan staan in de halve maan van de zaal. Toen kwam de familie, de man zelf, zijn vrouw en de kinderen. En Thierry! Nooit geweten dat Thierry van Vugt (wethouder D66) in diepere leden familie was van Pieter Verhoeve, zei ik grinnikend ik tegen mijn buurman. Nee… Thierry was de man die de ambtsketting als loco-burgemeester binnenbracht.

Tijgerend door de raadszaal

De hele goegemeente nam plaats, wethouders tegenover ons, aan de andere kant van de raad, van der Staaij en de SGP afvaardiging weer achter hun. Links van me zag ik onder meer onze oude burgemeester Milo Schoenmaker en interim Mirjam Salet.

De camera zat nog onaangeroerd in mijn tas, maar naarmate mijn collega’s vaker opstonden begon ik me ook af te vragen of ik hier nog wat ging doen. Geen bloknoot voor me, geen programma, alleen de handen op een lege tafel. Bij ieder fotomoment naar links loerend of mijn collega’s al in touw waren om hem te maken. Toch de camera maar eens gepakt, even cool doen met je professionele spul op tafel, tegenover de kit-set van de eigen collega en dan aan de slag. Samen met zo’n zes anderen, sluipend door de zaal, om de raad heen, links en rechts. Ik had het vooraf nooit gedacht maar het is nog verdomd aardig om een beetje door de raadszaal te tijgeren. Me verstoppend achter een pilaar op mijn hurken, loerend en wachtend op het gouden moment. Om even later weer terug te vluchten naar mijn plaats.

Die streepjes uit beeld

Natuurlijk kan niet iedereen zo’n horde fotografen waarderen. Raadslid Jan de Laat, grijnzend of we ‘die streepjes uit beeld wilden halen’. Dat was de man met het gestreepte overhemd die, ongeacht aangewezen fotomoment of niet, continu rondliep door de zaal. Een kennis vertelde me later, dat op de live-stream waar ze het spektakel had gevolgd, ineens ‘tante Sidonia’ voor de burgemeester stond. Het duurde even tot ik begreep dat Marianka Peters werd bedoeld, en ja, dat was mij ook opgevallen en niet volgens de afspraak.

Mohandis

Achteraf hoopten de stagiairs op een kort video interview met de burgemeester, maar die stond aan de voet van een rij felicitanten tot in Verweggistan. Zij namen daarop maar een ijsje van David Gelato, ik probeerde het bokbiertje uit van mijn collega’s van Goudasfalt. En genoot van de grap dat veel mensen die ik over de telefoon heb gesproken niet weten hoe ik eruit zie. Zoals meneer (PvdA) Mohandis, die me ondanks zijn woedende telefoontje van begin dit jaar, nu in het voorbijgaan vriendelijk groette. Ik groette maar terug, grinnikte wederom en besloot me voor te stellen aan een ander, met wie ik wel een fijn gesprek had gehad. Maar of dat nou zo’n goed idee was?

Ontstaan vanuit verwondering

Ik was aan het schrijven aan de homepage van mijn website toen ik me afvroeg wat mij nu eigenlijk ten voeten uit beschrijft. Even ging ik terug naar een heuvel in het oosten van Duitsland. Op een kleine camping met magistraal uitzicht zat ik bij mijn tent. Het had geregend en de zon was inmiddels doorgebroken. Het gaf het uitzicht, dat tot dan toe zonnig was geweest, een nieuwe touch.

Dikke spiegelreflex

Naast mij was het buurstelletje net teruggekeerd. De vrouwelijke helft had een dikke spiegelreflexcamera bij zich, waarmee ze al snel opzichtig foto´s stond te maken. Dat zag er leuk uit hoor, net echt, en even ging er een steek van spijt door me heen. Mijn eigen dure materiaal lag namelijk keurig netjes thuis in de kast. In plaats daarvan had ik een Praktica meegenomen met een groothoeklens, om mijn analoge hobby te belijden. De pijn verdween snel toen en ik zag hoe ze zonder voorgrond stond te fotograferen, vanuit hoeken waar ik het nut ook niet van inzag. Nadat ik haar met een schuin oog had gadegeslagen en zelf een analoge foto had gemaakt, besloot ik tot een wandeling. Want, foto´s zijn leuk maar er is werkelijk niets dat op kan tegen een boswandeling na de regen. Onderweg schoot ik mijn favoriete analoge foto van de vakantie en tevreden ging ik eenmaal teruggekeerd over tot mijn avondeten.

Timelapse

Broodjes, want tussen de middag warm gegeten in het dorp beneden. Terwijl ik aan een picknicktafel zat te stoeien met de bolletjes, keek ik naar het tafereel voor me. Schitterend was het om de wolken, opkomend vanuit het dal, door de rij bomen te zien klieven om vervolgens over het boerenveld langs te drijven. Even concentreerde ik me op de bomenrij; dit zou gaaf zijn op video, bedacht ik. Ik besloot mijn telefoon tegen een pak drinken aan te zetten. Acht minuten stond hij te draaien terwijl ik, voorzichtig niet tegen de tafel te stoten, mijn broodjes verorberde.

En dat… dat is waar het filmpje begon. Niet op een heuvel met dikke technologie en een drang om over het uitzicht op te kunnen scheppen tegen anderen. Maar vanuit de stilstand van de verwondering, het feit dat je dit zelf moet vastleggen, gewoon omdat je zo onwijs gaaf materiaal maakt. De mogelijkheden van de videografie verkennend. Technologie als middel dus en niet als doel. En met als resultaat, een supergave timelapse van zo’n 10 seconden.

Dit ‘moeten maken’, begreep ik vanmorgen, is de drive van waaruit ik mijn werk het liefst doe. En het is arbitrair of ik dat schrijvend, fotograferend of filmend doe, want ik kan het allemaal. Ik wil die kracht in mij, die niet in het medium schuilt, gebruiken om jou te helpen. Dus… ‘zegt u het maar’!

Een wilde nacht (kort verhaal)

Ik keek naar de fernsehenturn en dacht terug aan het moment waarop ik voor het eerst uit het raam van ons hostel keek. Daar, jaren en jaren eerder liep alles zoals gepland. Ik bedoel, alles ging verkeerd, maar we hadden niets gepland. Met een beetje geluk van boven kwamen we weer thuis...

Terwijl ik een manier zocht om het bierglas van het café mee te nemen, werd de knoop van die nacht op tafel gelegd. Door vannacht te gaan stappen zouden we de mislukte nieuwjaarsnacht kunnen wreken, daar waren we het over eens. Aan de andere kant was de afspraak dat we de huurauto voor morgenmiddag vier uur zouden inleveren. Een duivels dilemma. De auto niet terugbrengen, dat kostte een extra weekend huur, maar hem wel terugbrengen zette een streep door de wilde nacht. En hoe vaak was je nou in Berlijn?

Tien uur later werden we wakker, ik voelde me alsof ik niet geslapen had. E. deed het gordijn opzij en keek uit het raam van het hostel, er dwarrelde sneeuw door de brede straat. Daar was ik niet zo blij mee. De verhuurder had ons ervan verzekerd dat er winterbanden onder de auto zaten, maar bij het ophalen in Capelle had ik daar nogal aan getwijfeld. Toch had ik niets gezegd, erop gokkend dat de man ons niet zo naar het land zou laten vertrekken waar winterbanden verplicht zijn. Op de binnenplaats kwam deel twee van de groep aanlopen. Nog uitzinnig over het feest waar ze vandaan kwamen, hielpen ze de auto sneeuwvrij maken. Blij als een kind en met zwierende armen schoven ze de dikke laag van het dak. Hun coördinatie verraadde flink wat biertjes en we leerden al snel dat dit te maken had met de mythische veertiende verdieping. Bij het aanhoren van de lyrische verhalen keek E. beteuterd voor zich uit. Wij tweeën hadden de knoop ontrafeld, maar we betaalden een hoge prijs; niet alleen hadden we het feest gemist, we moesten ook nog eens het hele eind terugrijden.

Eenmaal gereed draaiden we onze Opel Astra onder het hostel door en gingen op weg. Het sneeuwde licht, maar de weg leek goed begaanbaar, de thermometer op het dashboard gaf -2°C aan. Vanaf de achterbank vulde al snel een lachwekkend gekrakeel de auto. Even stond er een glimlach op ons gezicht, tot wij zagen hoe de witte vloed zich van boven begon te verdiepen. Dikke vlokken vielen uit de lucht en begonnen de straten om ons heen te bedekken. Bij het remmen voor een rood stoplicht reageerde de auto nerveus. Ik keek rond en zag hoe de sporen van onze voorgangers al bijna waren uitgewist. E. en ik keken elkaar aan, over de banden bestond geen twijfel meer: we waren genaaid. Zenuwachtig dwong hij de achterbank tot stilte, onder het dreigement de auto uit te worden gegooid. De eerste die de rust verbrak was ik zelf, omdat ik benieuwd was of ik niet ergens kon ontbijten… om half vijf ’s ochtends.

Als eerste skiërs op een vers besneeuwde piste reden we even later de snelweg op. Het sneeuwde nog altijd flink en voorzichtig schroefde ik de snelheid op tot zo’n 80 km/h. Eenzaam en alleen schoven we langs de slaperige flats van een buitenwijk, tot een knooppunt opdoemde. In een vlaag van nervositeit pakte ik precies de verkeerde afslag, over het viaduct naar het zuiden. Het isolement drong nu pas goed tot mij door. Om ons heen was niets anders dan wit: geen strooiwagens, geen andere auto´s, geen sporen, niks. De verantwoordelijkheid voor onze veiligheid drukte op mijn schouders.

‘We pakken gewoon de eerste afslag’, zei E. met gelaten stem. Doelloos reden we over de witte weg de verkeerde richting in. Gelukkig kwam die afslag snel in zicht, kon ik onze wagen de andere rijbaan opsturen en begon ik af te remmen. Tot mijn schrik reageerde de auto niet op de pedalen, de weg was te glad. Gelijk nam de coureur in mij het stuur over, zoals altijd in dit soort situaties. Heel lichtjes remmend probeerde ik weer contact te krijgen met de ondergrond. De strook was lang en eindigde in een scherpe bocht naar rechts, van uitstel van executie kon geen sprake zijn. Stroperig kropen de seconden voorbij en minderde de auto vaart. Mijn blik schoot van de snelheidsmeter, naar de weg en weer terug; 40km/u nog. De afdeling achterbank was bij gebrek aan gezang in slaap gevallen en had zich –geheel ten onrechte— overgeleverd aan hun discipel in de witte storm. Nog vijftig meter, zag ik, maar we reden nog te hard, die bocht konden we wel vergeten. Terwijl de weg onder onze banden rechtsaf sloeg, deed ik een schietgebedje. En die had effect: sneeuwschuivers hadden een sneeuwduin opgeworpen langs de wegkant. Met een slakkengangetje doken de voorwielen in het hoopje wit en kwam de auto een halve meter voor de vangrail tot stilstand. Mijn hart bonkte alsof ik een hardloopwedstrijd had gelopen, E. en ik haalden opgelucht adem. Op de achterbank ging een van de hoofden slaperig omhoog; heh, wat?    

Geen verhaal missen? Volg mijn blog!