Een wilde nacht (kort verhaal)

Ik keek naar de fernsehenturn en dacht terug aan het moment waarop ik voor het eerst uit het raam van ons hostel keek. Daar, jaren en jaren eerder liep alles zoals gepland. Ik bedoel, alles ging verkeerd, maar we hadden niets gepland. Met een beetje geluk van boven kwamen we weer thuis...

Terwijl ik een manier zocht om het bierglas van het café mee te nemen, werd de knoop van die nacht op tafel gelegd. Door vannacht te gaan stappen zouden we de mislukte nieuwjaarsnacht kunnen wreken, daar waren we het over eens. Aan de andere kant was de afspraak dat we de huurauto voor morgenmiddag vier uur zouden inleveren. Een duivels dilemma. De auto niet terugbrengen, dat kostte een extra weekend huur, maar hem wel terugbrengen zette een streep door de wilde nacht. En hoe vaak was je nou in Berlijn?

Tien uur later werden we wakker, ik voelde me alsof ik niet geslapen had. E. deed het gordijn opzij en keek uit het raam van het hostel, er dwarrelde sneeuw door de brede straat. Daar was ik niet zo blij mee. De verhuurder had ons ervan verzekerd dat er winterbanden onder de auto zaten, maar bij het ophalen in Capelle had ik daar nogal aan getwijfeld. Toch had ik niets gezegd, erop gokkend dat de man ons niet zo naar het land zou laten vertrekken waar winterbanden verplicht zijn. Op de binnenplaats kwam deel twee van de groep aanlopen. Nog uitzinnig over het feest waar ze vandaan kwamen, hielpen ze de auto sneeuwvrij maken. Blij als een kind en met zwierende armen schoven ze de dikke laag van het dak. Hun coördinatie verraadde flink wat biertjes en we leerden al snel dat dit te maken had met de mythische veertiende verdieping. Bij het aanhoren van de lyrische verhalen keek E. beteuterd voor zich uit. Wij tweeën hadden de knoop ontrafeld, maar we betaalden een hoge prijs; niet alleen hadden we het feest gemist, we moesten ook nog eens het hele eind terugrijden.

Eenmaal gereed draaiden we onze Opel Astra onder het hostel door en gingen op weg. Het sneeuwde licht, maar de weg leek goed begaanbaar, de thermometer op het dashboard gaf -2°C aan. Vanaf de achterbank vulde al snel een lachwekkend gekrakeel de auto. Even stond er een glimlach op ons gezicht, tot wij zagen hoe de witte vloed zich van boven begon te verdiepen. Dikke vlokken vielen uit de lucht en begonnen de straten om ons heen te bedekken. Bij het remmen voor een rood stoplicht reageerde de auto nerveus. Ik keek rond en zag hoe de sporen van onze voorgangers al bijna waren uitgewist. E. en ik keken elkaar aan, over de banden bestond geen twijfel meer: we waren genaaid. Zenuwachtig dwong hij de achterbank tot stilte, onder het dreigement de auto uit te worden gegooid. De eerste die de rust verbrak was ik zelf, omdat ik benieuwd was of ik niet ergens kon ontbijten… om half vijf ’s ochtends.

Als eerste skiërs op een vers besneeuwde piste reden we even later de snelweg op. Het sneeuwde nog altijd flink en voorzichtig schroefde ik de snelheid op tot zo’n 80 km/h. Eenzaam en alleen schoven we langs de slaperige flats van een buitenwijk, tot een knooppunt opdoemde. In een vlaag van nervositeit pakte ik precies de verkeerde afslag, over het viaduct naar het zuiden. Het isolement drong nu pas goed tot mij door. Om ons heen was niets anders dan wit: geen strooiwagens, geen andere auto´s, geen sporen, niks. De verantwoordelijkheid voor onze veiligheid drukte op mijn schouders.

‘We pakken gewoon de eerste afslag’, zei E. met gelaten stem. Doelloos reden we over de witte weg de verkeerde richting in. Gelukkig kwam die afslag snel in zicht, kon ik onze wagen de andere rijbaan opsturen en begon ik af te remmen. Tot mijn schrik reageerde de auto niet op de pedalen, de weg was te glad. Gelijk nam de coureur in mij het stuur over, zoals altijd in dit soort situaties. Heel lichtjes remmend probeerde ik weer contact te krijgen met de ondergrond. De strook was lang en eindigde in een scherpe bocht naar rechts, van uitstel van executie kon geen sprake zijn. Stroperig kropen de seconden voorbij en minderde de auto vaart. Mijn blik schoot van de snelheidsmeter, naar de weg en weer terug; 40km/u nog. De afdeling achterbank was bij gebrek aan gezang in slaap gevallen en had zich –geheel ten onrechte— overgeleverd aan hun discipel in de witte storm. Nog vijftig meter, zag ik, maar we reden nog te hard, die bocht konden we wel vergeten. Terwijl de weg onder onze banden rechtsaf sloeg, deed ik een schietgebedje. En die had effect: sneeuwschuivers hadden een sneeuwduin opgeworpen langs de wegkant. Met een slakkengangetje doken de voorwielen in het hoopje wit en kwam de auto een halve meter voor de vangrail tot stilstand. Mijn hart bonkte alsof ik een hardloopwedstrijd had gelopen, E. en ik haalden opgelucht adem. Op de achterbank ging een van de hoofden slaperig omhoog; heh, wat?    

Geen verhaal missen? Volg mijn blog!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *