Haar gezicht betrok. De glans die zo even geleden nog in haar ogen had gelegen leek plotseling te zijn verdwenen. Ik merkte het niet meteen, omdat ik in mijn verhaal zat over het jeugdkamp met school. Terwijl ik met een lach de conclusie op tafel legde, waar het bestek lag te wachten op gebruik, nam ik de verandering waar. Met opengesperde ogen keek ze me aan, op tafel voor haar lag haar telefoon, open op Google Maps.
Ik schoot de ober aan, vroeg om de rekening voor onze
drankjes en bedacht voor ons avondeten een plan B te zoeken. Eerst terug,
schoot er door mijn hoofd, dat is nu het belangrijkste. Toen ik na het betalen
weer buiten kwam, liep ze rondjes over de binnenplaats van het restaurant, als
een patiënt die gewoonlijk opgesloten zit. Ik pakte haar hand beet voor haar
gevoel van veiligheid en we wandelden terug naar onze kamer. Het was gelukkig
niet ver, onze host zat twee straten verderop, midden in de wijk Kreuzberg. De
straten ademden het leven in een ritme dat alleen de zomer bezit. Overal zaten
groepjes mensen te genieten van de zwoele zomeravond. De gebouwen straalden de
warmte van de dag uit, vlaggetjes tussen de panden markeerden de levensstijl
van haar jonge bewoners. Niets hiervan leek binnen te komen bij mijn vriendin,
die knijpend in mijn hand, zielloos over de voetpaden stapte. Haar ogen leken rusteloos,
continu op zoek naar iets buiten haar, iets dat uiteraard onvindbaar was. Op de
hoek van onze straat zat een groepje jongeren geanimeerd te praten, met een
meewarige blik keken ze ons na.
Ik kreeg het idee voor deze reis toen ik Iris Penning luisterde, mijn favoriete
Utrechtse singer-songwriter. Een tijd lang zong ze me dagelijks toe dat je als
je iets wilt maar niet durft, het gewoon moet doen. Als je wilt leren zwemmen,
moet je ‘duiken om te leren hoe je niet verdrinkt’, klonk er dan. Het nestelde
zich in mijn hoofd, steviger dan ik doorhad. Een maand of wat later ontmoette
ik op een datingsite Evelien, met wie ik gaandeweg bevriend raakte. Pas toen we
elkaar voor het eerst zagen in haar woonplaats hoorde ik dat ze een vorm van
pleinvrees had, agorafobie. Daardoor kon ze niet ver van huis. Een boodschap
doen ging nog wel, maar zo gauw ze bijvoorbeeld op de trein stapte ging het
mis. Alleen al het idee van te ver weg gaan leverde doodsangst op. Op weg naar
huis moest ik denken aan die Duitstalige film, die Wand, waarbij de
hoofdpersoon opgesloten zit in een schitterend berglandschap, maar achter een
onzichtbare, ondoordringbare muur. De wereld als gevangenis zonder tralies. De
onmacht en angst die daar bij Evelien uit ontsproten drongen door alles heen. Ik
voelde het ook en ging op den duur mee helpen zoeken naar een oplossing. Om de
cirkel van angst te doorbreken dacht ik aan exposure therapie; blootstelling
aan de angst dus. Zij stemde in en zocht een geschikte therapeut.
Een half jaar later bevonden we ons bij de generale
repetitie van het traject, samen op een air-bnb kamer in een hippe wijk van
Berlijn. Deventer en Maastricht waren voorgegaan en hadden haar zelfvertrouwen
zichtbaar vergroot. Voor haar was dit de reis om nog een keer met haar
demonen af te rekenen. Ik was voorbereid en steunde haar zo goed en kwaad als
het ging. Verblijf bij een air-bnb host die ik kende en avondeten op een
veilige plek moesten helpen. De kamer zou haar veilige cel zijn, ondanks dat
hij ver van haar eigen huis vandaan was. Hier kon ze zich opsluiten achter haar
Wand, als het even niet anders kon.
Eenmaal terug bestelde ik twee pizza´s bij een bezorgservice en ging met een
boek op bed zitten. Af en toe wierp ik een blik over mijn boek heen, om de
uitdrukking van mijn vriendin te zien. Ze zat in lotushouding tegen de muur op een
kussen en mediteerde. Naarmate de minuten vorderden leek er wat ontspanning in
haar gezicht terug te keren. Toen we een half uur later hadden gegeten leek het
haast alsof er niets gebeurd was. Ze wilde niet naar huis, vertelde ze beslist,
dus ik stelde voor een rondje te lopen en vanavond kalm aan te doen. De zon die
inmiddels achter de hoogbouw was verdwenen liet een milde temperatuur op ons
stukje aarde achter. Arm in arm liepen we door de lange straten en vertelde ik
haar over mijn boek. Dat ik in dubio zat over hoe het verder zou gaan met mijn
bijpersoon; moest die nu sterven of juist in leven blijven? De wolk van
creatieve suggesties die los kwam maakte ons melig. Het was heerlijk haar zo te
zien lachen. Nog twee nachten, realiseerde ik me in het achterhoofd. Hoe gaaf
zou het zijn om zonder brokken thuis te komen? Ik durfde het niet uit te
spreken, dit was voer voor later. Na-grinnikend stonden we weer voor de voordeur.
We trokken ons terug in de fijne kamer op de tweede. Binnen trok ik het gordijn
dicht, zette een gedimd lampje aan, keek Evelien aan en… voelde een onbestemd
gevoel in mijn maag. Was er iets met het eten?