Schrijven: werk of levensdoel?

Het lokaal deed denken aan het handvaardigheidslokaal uit mijn middelbare schooltijd. Schooltafels, schappen met verf, kwasten en handwerkgereedschap, hier en daar een van de trotse werkjes. Buiten –altijd buiten in mijn hoofd– keek de ruimte uit op een serie daken, een horizon van de stadsrail en populieren, in de lucht een licht wolkendek waar met een beetje geluk de zon later vandaag doorheen zou kunnen prikken. Een doorsnee zomerdag in 2012. Belangrijker was de mentale ruimte binnen de muren, beschermend en veilig. Dat was waar het allemaal begon, waar ik mijn eerste regels voorgelegd kreeg, om ze uit te bouwen tot een kort verhaal. In de proeftuin, zoals de begeleidster de vrijplaats voor creativiteit altijd noemde. Alles bleef hier binnen de muren, of hoefde in elk geval niet gelijk op Instagram of Facebook beoordeeld te worden. Ik moet daar nog weleens aan terugdenken als ik lees over het schrijfproces van gevierde schrijvers; het kindje is van jou tot op het moment aan het einde, waarop je het loslaat. Dan komt het ter wereld, dat innige, kwetsbare stukje van jezelf op papier. Deze verhouding maakt het mogelijk om je creatief vrij te voelen om op te schrijven wat nodig is. Het grootste gevaar van het creatieve proces is dat de rem erop gaat, uit vrees dat iets er niet mag staan. Voortijdig commentaar op je creatie kan die schakelaar ongewild omzetten.

Extase

Wat de magie van schrijven is beschreef Karl Ove Knausgard mooi in zijn interview uit 2013 in het programma ‘Boeken op Reis’ (Wim Brands). De extase van het schrijven, een soort manie waar je in terecht kan komen wanneer je volledig in de wereld van je pen terecht komt, dat is waar het om gaat. 24 uur schreef de man aan een stuk door over de verliefdheid op zijn huidige vrouw, vermoedelijk geen uitzondering in schrijversland. ‘Dat is waar iedere schrijver het om doet’, zei Knausgard dan ook. ‘En zo niet, dan ben je geen schrijver’. Het verleende de somber aangelegde Noor zingeving op die vele momenten waarop het leven er voor hem niet toe doet.

Toen ik terugdacht aan de korte verhalen die ik eerder schreef wist ik dat hij gelijk had. Ook toen had ik uren waarin niets anders meer bestond dan de wereld van mijn verhaal. Opgeslokt, verdoofd alsof ik in een soort trip zat, leefde ik in die parallelle wereld. Het is op zo’n moment niet dat je je af moet vragen wat er zou moeten gebeuren in het verhaal, nee, je bent er en hetgeen moet gebeuren gebeurt voor je ogen. Je bent een spectator, een toeschouwer van je eigen personages. Zo kwam het dat ik me tijdens het schrijven van een verhaal verwonderd zat af te vragen wat er vervolgens met mijn hoofdpersoon zou gebeuren.

Werk of levensdoel

Intussen huist ergens in mijn hoofd een laatje waarin werk iets is dat nu eenmaal moet gebeuren. Dat het oké is als ik er geen plezier aan beleef en ik me maar heb aan te passen. Maar hoewel het schrijven van fictie geld kan opleveren, is het in die zin geen werk; het is een persoonlijk levensdoel. Het gaat erom iets te maken waarmee je jezelf overstijgt; iets maakt dat groter is dan jijzelf. En het voelt zoveel sterker dan alle andere dingen in het leven, zelfs elementaire zaken, waarin veel liefde huist. Precies dat was de reden dat dezelfde Knausgard in een eerder boek, toen hij onder druk van een deadline zo’n manie indook, tegen zijn woedende vrouw (die hem dreigde te verlaten) zei; ‘ik doe het toch. Ga maar bij me weg, als dat is wat nodig is…’. Schrijven is voor mij het allerbelangrijkste om te doen en ik voel de verplichting aan mezelf om eraan te werken die taak te vervullen. Toch was er een ding uit het interview met Brands waar ik nog over twijfel. ‘Ik zou een arm afzetten als dat me een goede roman op zou leveren’. Leuk gevonden, maar het schrijft zo lastig…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *